Vogelwerkgroep Cronesteyn

De toegewijde tellers van Vogelwerkgroep Cronesteyn houden jaar in, jaar uit de vogelstand in het park bij. Vroeg opstaan, methodisch tellen, resultaten op tijd invoeren, je kennis op peil houden: het lijkt saai werk. Toch is het verslavend, want het wordt beloond met prachtige waarnemingen en bijzondere inkijkjes in de natuur – en dat in het mooiste park van Leiden. Je eerste jonge ransuil, de blauwe flits van een ijsvogel, de terugkeer van de zomer- en wintergasten. Maar ook weleens een nest dat het niet haalt en natuurlijk het drama van de weidevogels.

Jonge ransuil, foto Adri de Groot, www.vogeldagboek.nl donzige jonge uil tussen takken
Jonge ransuil, foto Adri de Groot www.vogeldagboek.nl

Al sinds de inrichting van Polderpark Cronesteyn (afgerond in 1983) worden er elk jaar broedvogeltellingen gedaan. VWG Cronesteyn is in 1995 opgericht en telt op dit moment elf leden. Aanvankelijk werden er alleen broedvogels geïnventariseerd (voor de kenners: SOVON BMP-A), maar later kwamen daar ook de wintertellingen bij. De blauwe reigers en lepelaars worden apart geteld in zogenaamde kolonietellingen.

We brengen van maart tot juni acht vroege ochtendbezoeken. Daarnaast zijn er twee avondbezoeken voor de uilen, een aparte telling van de boerenzwaluwnesten en speciale watervogeltellingen. De wintertellingen doen we één keer per maand van oktober tot maart.

We gaan volgens een vaste methode te werk om betrouwbare datareeksen te krijgen en die voeren we in het landelijke systeem van SOVON in. Daarnaast worden onze gegevens voor het beheer van het park gebruikt en geven we ze ook aan de stadsecoloog door voor de website natuurinleiden.

De Vogelwerkgroep is bereikbaar via vwgcronesteyn@xs4all.nl.

Waterral en Cetti’s zanger: de vogels van deze winter

april 2023

Cetti's zanger in een wilg. Kleine vogel met lichtgrijze voorkant en donkerder grijze vleugels en staart, snaveltje open.
Cetti’s zanger, foto: Adri de Groot

De afgelopen winter zijn de tellers van Vogelwerkgroep Cronesteyn er weer op uitgetrokken om de watervogels te tellen voor Sovon. Dat is de organisatie die met duizenden vrijwilligers de ontwikkelingen in aantallen en verspreiding van vogels in kaart brengt om inzicht te krijgen in de oorzaken van deze veranderingen. Als de weersomstandigheden gunstig zijn heb je als teller geluk, maar als het opeens gaat regenen en je aantekeningen nat worden vraag je je af waar je mee bezig bent. Maar ja, voor het goede doel!

Watervogels

Waterral op een dun laagje ijs. De rug is bruin met zwarte streepjes, de kop en borst grijs, de onderbuik zwart en wit gestreept. Snavel is roodachtig.
Waterral, foto: Adri de Groot
(vogeldagboek.nl)

Nederland is een belangrijk gebied voor overwinterende en doortrekkende watervogels en dat is ook in Cronesteyn, ondanks zijn bescheiden afmetingen en de omgeving van snelweg en stad, goed te zien aan de grote aantallen ganzen en eenden. Als het op kleur aankomt trekken vooral de soms honderden smienten de aandacht; minder talrijk, maar even kleurrijk zijn de slobeenden en wintertalingen. De laatste twee zijn op de Rode Lijst van bedreigde soorten beland.

Wat vraagtekens opriep was de grote groep boerenganzen die al jaren in de weilanden verblijft, maar ineens in aantal bleek afgenomen. Vorige zomer lagen er als gevolg van de vogelgriep al diverse dode boerenganzen in het water, maar in november werd een groep van 10 tot 15 boerenganzen regelmatig langs het Rijn-Schiekanaal gezien. Intussen zijn ze daar ook weer weg.

In de kijker

Dan zijn er iedere winter weer waarnemingen die je doen beseffen waarvoor je eropuit trekt. Zoals een watervogel die zich goed laat horen maar nauwelijks laat zien: de waterral. Hij trekt zich bij ontdekking snel terug in het riet. Als je het gegil van een mager speenvarken denkt te horen, is het een waterral. Wie er de tijd voor neemt, maakt kans hem uit het riet te zien komen.

Een watervogel die ook weer is gesignaleerd is de dodaars, onze kleinste futensoort. Die zul je ook niet makkelijk zien, want hij duikt snel onder als er mensen aankomen. Wel kan ook hij zich overduidelijk laten horen, vooral in de paartijd. Het is een broedvogel van ondiepe zoetwaterplassen, die van vis en kleine waterdieren leeft. Wie weet of het in Cronesteyn nog eens tot broeden komt. De dodaars is een standvogel, afhankelijk van temperatuur en sneeuw en ijs, maar hier kunnen we in de winter ook vogels uit Zweden en Denemarken aantreffen, waarbij ‘onze’ dodaarzen verder naar het zuiden afzakken.

IJsvogel in het groen. Kleine vogel met grote snavel, felblauwe vleugels en deel van de kop, oranje borst.
IJsvogel in Cronesteyn, foto: Maaike Westra

Voor veel mensen is het zien van een ijsvogel een topervaring. Bij het horen van zijn fluitende roep word je al alert en als je dan ook nog een blauwe flits voorbij ziet komen hoef je niet meer te twijfelen. Onze winters kunnen voor ijsvogels riskant zijn: een periode met dichtgevroren plassen en sloten kan veel slachtoffers maken. In Cronesteyn zijn het afgelopen jaar geen broedgevallen waargenomen, maar wie weet wordt er dit jaar weer een nestgang uitgegraven in een oeverwand zoals we in voorgaande jaren ook hebben gezien.

Zangers in de winter

Er zijn de hele winter ook zangvogels die niet wegtrekken, maar hier zachte winters zonder veel problemen doorkomen. Of wel wegtrekken naar het zuiden zoals roodborstjes, maar hun plaats laten innemen door soortgenoten uit Scandinavië en Rusland.

Wat waren er de afgelopen winter voor opmerkelijke waarnemingen? Cetti’s zanger heeft zich de laatste jaren in hoog tempo over het westen van Nederland verspreid en gedraagt zich nu als standvogel. Al zal hij het moeilijk krijgen in een winter met meer vorst en sneeuw. Zijn kenmerkende explosieve zang is deze winter voor het eerst regelmatig in Cronesteyn gehoord. Als je even rustig blijft staan is er kans dat hij zich ook laat zien.

Voor wie goede ogen en oren heeft waren goudhaantjes en vuurgoudhaantjes deze winter regelmatig te zien. Om ze goed te kunnen horen moeten hun hoge tonen wel binnen het bereik van je gehoor liggen. Hetzelfde geldt voor boomkruipers; deze eerste klas klimmers zijn minder goed zichtbaar, maar vallen wel op als ze tegen de schors van een boom op klimmen.

Een vogel die je flink kan laten schrikken als hij plotsklaps met klepperende vleugelslagen opvliegt is de houtsnip. Er zijn een aantal waarnemingen gedaan en dat vraagt om alertheid, want ze zijn zo verdwenen. Maar wel een sensatie als je deze wat plompe en bruine steltloper ziet vliegen met zijn typische vertraagde en stijve vleugelslag. Watersnippen, de kleinere uitvoering, waren ook te zien, al moet je heel goed kijken om ze te kunnen zien als ze in een oeverrand foerageren of rusten en bijna wegvallen tegen de achtergrond.

Boomnesten

In het Landgoedbos waren in februari al blauwe reigers met takken aan het slepen. Inmiddels is er een continue bedrijvigheid gaande en zijn de lepelaars eveneens tot actie overgegaan. Veel nesten zijn moeilijk te zien door de klimop die tot hoog in de bomen groeit, maar het witte verenkleed van de lepelaars helpt ze snel in het vizier te krijgen. Het actueelst zijn de gesignaleerde grote zilverreigers tussen de nestelende reigers en lepelaars. Gaan we nu meemaken dat ook zij hier gaan broeden?

Terugkijkend op de winter zat deze vol met waarnemingen die vooral gedaan zijn door mensen die vaak in het polderpark komen en goed om zich heen hebben gekeken. Maar ook iemand die er weinig komt, kan verrast worden met een bijzondere waarneming.

Edward Sodderland

Hello goodbye, sperwertjes!

september 2022

Tekst: Piet Breebaart, foto’s: Gerard Spaans

Misschien niet zo duidelijk aanwezig voor een toevallige bezoeker, maar naast ‘onze’ lepelaars hebben we ook ‘onze’ sperwers in Polderpark Cronesteyn.

De sperwers broeden sinds 2018 in en rondom de waterspeelplaats. Ze hebben daar hun territorium en maken ieder voorjaar een nieuw nest op een plek dichtbij het vorige nest. Het nest van een sperwer is vrij eenvoudig en klein, meestal in de vork van boomtakken. Interessant is dat ze zich weinig aantrekken van mensen en drukte. De fitnesslessen gaan gewoon door onder hun nest!

sperwernest in boomvork, jong is net zichtbaar
sperwerjong in nest

Piet Breebaart, vaste SOVON teller voor ons park, heeft er een sport van gemaakt om de sperwers te volgen en hun broedgedrag vast te leggen:
In 2018 was het broedsucces onbekend. In 2019 en 2020 was het broeden succesvol met 2 x 2 uitgevlogen jongen. In 2021 is er één dood jong gevonden op de grond, oorzaak onbekend.
Begin april 2022 begonnen man en vrouw sperwer met de nestbouw. Mei tot half juni broedt vrouw sperwer op het nest. Op 16 juni wordt op een filmpje vastgelegd dat 3 jongen worden gevoerd. Literatuur geeft aan dat wanneer de jongen 2 weken oud zijn, ook het vrouwtje het nest verlaat om voedsel te vangen. Tot dat moment doet het mannetje dat alleen. De jongen zijn pas vliegvlug na 26-30 dagen, ze worden nog 3-4 weken gevoerd. Het risico ontstaat nu dat de jongen alleen in het nest achter blijven en door bijvoorbeeld havik of zwarte kraai uit het nest gepakt kunnen worden. Eén keer hebben we dat goed kunnen waarnemen. Er was geen beweging te zien op het nest, tot er een enorm tumult losbarstte, waar zelfs de sporters pal onder het nest van schrokken: een zwarte kraai viel het nest aan en beide ouders vlogen op hem af. Defensiesysteem in werking!

sperwerjong staand op de rand van het nest
sperwerjong staand op de rand van het nest

De sperwer is Europees gezien niet bedreigd, maar neemt in veel landen nu wel af. Dit komt vermoedelijk vooral doordat de vogelrijkdom van kleinschalige landbouwgebieden afneemt. Fijn dat ons park dit jaar een goede broedplek is gebleken met drie uitgevlogen jongen. Goodbye sperwertjes, het ga jullie goed!

Op 2 augustus zijn de jongen nog rondom het nest gesignaleerd. Na het uitvliegen moeten ze het zelf zien te redden en een eigen territorium veroveren. Er breekt een spannende tijd aan. In het eerste jaar, met name in de winter, sneuvelen veel jonge sperwers omdat ze nog niet zo behendig zijn in het jagen. Ze eten vooral kleine zangvogels als mezen, mussen en vinken, maar de grotere volwassen vrouwtjes eten ook lijsters en spreeuwen.

Wie wil weten hoe een volwassen sperwer eruit ziet: op de website van Adri de Groot staan prachtige foto’s.

Lepelaars, aanwinst voor Polderpark Cronesteyn

april/mei 2022

Andrien van Roon, Vogelwerkgroep Cronesteyn

Ze zijn weer terug, ónze lepelaars! In februari zagen we de eerste vogels weer in de sloten foerageren en in maart kon je ze bezig zien met het opknappen van de nesten. We mogen inmiddels echt wel spreken van ‘onze’, want sinds de start met één broedpaar in 2012 groeit de kolonie gestaag. In 2021 telde de Vogelwerkgroep Cronesteyn minstens 11 nesten. De tellingen voor de lepelaars beginnen pas in mei, dus over dit jaar kunnen we nog niets zeggen. Behalve dat op 24 april het eerste kuiken is gespot.


De meeste Nederlandse lepelaars overwinteren in de Banc d’Arguin in Senegal, samen met 2,5 miljoen steltlopers. Vanaf februari/maart keren ze terug, met enkele tussenstops. Een enorme vliegprestatie! En hoe bijzonder en mooi is het dan dat ze elk jaar park Cronesteyn weer terug weten te vinden en dat kleine stukje broedbomen op het eilandje.

Lepelaar op nest in de boom, foto: Reinier de Man
Lepelaar op nest in de boom, foto: Reinier de Man


Sowieso is het heel bijzonder dat ze Cronesteyn als broedgebied hebben uitgekozen. Sinds eind jaren zeventig neemt het aantal broedparen in Nederland spectaculair toe. De vogels, die oorspronkelijk veel op de grond broedden maar veel last hadden van predatie door de vos, vonden veiliger broedplekken op de Waddeneilanden en in het Deltagebied. Plekken waar de vos niet bij kon. Maar ze vonden ook andere, kleinere gebieden, op eilandjes in natuurgebieden; en ze gingen nesten hoog in de bomen maken. Wat een aanpassingsvermogen!


Lepelaars voelen zich thuis in gemengde kolonies met bijvoorbeeld blauwe reigers en ganzen. In Cronesteyn hebben ze dus direct fijne buren gevonden! De eerste paar jaar zaten de lepelaars in het Reigersbos, daarna zijn ze met veel reigers mee naar het Landgoedbos verhuisd.


Lepelaars hebben per jaar één legsel van 3–4 eieren, die zo’n 25 dagen worden bebroed. De eieren komen tegelijk uit en de jongen zijn na zo’n 7 weken vliegvlug. Hoe veel jongen er groot worden is erg verschillend. Vaak maar één per nest, maar soms toch meer.


De prachtige foto’s bij dit artikeltje zijn van ‘onze eigen’ lepelaars, maar ik vond ook een hele leuke blog over de ontwikkeling van lepelaarsjongen elders: 
https://dommelvos.blogspot.com/2016/05/kleintjes-worden-groot.html

Lepelaar benadert nest, lijkt op acrobaat. foto Reinier de Man
Lepelaar, foto Reinier de Man

Update 17 mei: het lijkt erop dat de kolonie weer gegroeid is en dat we dit jaar 16 nesten mogen noteren, maar dat weten we pas zeker na de tweede telling. De jongen groeien intussen goed en bedelen luidruchtig om eten in hun prachtige oranje snaveltjes.